Onze geschiedenis


De Grembergse afdeling van de Volkstuinen werd gesticht in 1929, kort na de grote overstroming van 1928.

De grote overstroming had veel armoede veroorzaakt bij de minstbedeelden. Het gemeentebestuur stelde het Groot Schoor ter beschikking om er eigen tuintjes aan te leggen.

De tuiniers betaalden een kleine vergoeding voor de pacht en het besproeien van de aardappelen tegen de oprukkende coloradokever.

De eerste teelten richtten zich uitsluitend op aardappelen en prei. 

Het eerste bestuur bestond uit voorzitter Aloïs Van Ydeghem en secretaris Alfons Van Heze.

In 1931 sloot de vereniging aan bij het Werk van de Akker. Het bestuur bestond toen uit voorzitter Jozef Saeys, ondervoorzitter Jozef Van Voren, secretaris-schatbewaarder Alfons Van Heze en de leden Gustaaf Nimmegeers, Fernand Pieters, Aloïs Van Ydeghem en brouwer Louis Vertongen. Pastoor Alois Parijs was proost van de vereniging.

Op dat ogenblik beschikte de vereniging over enkele pachtgronden geleden in de Molenwegel, op de Zeelsebaan (aan de serres van de Boelpaep) en aan de Franse Kraag.

Naderhand werden deze terreinen nog uitgebreid met percelen in het Groot Schoor en aan de tweede sluis. 

Doordat het Groot Schoor echter geregeld onder water liep, verminderde het aantal beschikbare terreinen geleidelijk aan, tot uiteindelijk enkel nog de 'Franse Kraag' met een dertigtal percelen overbleef.

Deze inkrimping van het bruikbare areaal liep echter parallel met de groeiende belangstelling voor de eigen tuin.

Na de traditionele bloeiperiode tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog, zakte ook hier de belangstelling voor het tuinieren.

In 1973 telde de vereniging 87 leden en 45 abonnees.

Onder het voorzitterschap van Alfons Laureys, die Alberic Veldeman opvolgde, vond de vereniging vanaf de tweede helft van de jaren zeventig haar tweede adem. De leden ontvingen voor weinig geld degelijk zaad en meststoffen.

De hofkenskeuring en de bebloemingsactie kenden een stijgend succes. De keurders beoordeelden toen vier categorieën: de tuinen van het Werk van de Akker, de moes- en siertuinen, de siertuinen en de tuinhofjes (hofkens alle groenten). 

Zoals elders werden ook hier geregeld voordrachten ingericht met als sprekers de gewestelijke inspecteurs August Van Nuffel en Frans Michiels uit Lebbeke.

In de tweede helft van de jaren zeventig kozen enkele jongere leden resoluut voor het biologisch tuinieren, naar de methode van A. Seifert.

Ze introduceerden het gebruik van koolkragen, het bestrijden van schadelijke insecten met het planten van bloemen en Oost-Indische kers tussen de preiplanten, het handmatig verdelgen van de coloradekever, het gebruik van biologisch contactgif, enz.

De oudere leden spaarden uiteraard hun commentaar niet op de in hun ogen wereldvreemde, milieuvriendelijke methodes van deze 'beginners', en bespoten lustig verder hun groenten met de toen gebruikelijke of al verboden zeer giftige synthetische bestrijdingsmiddelen zoals E605. 

In die tijd werden er op het Land van den Akker te Grembergen de meest diverse soorten groenten aangeplant, waaronder pompoen, pastinaak en rammenas. Voor wortelgewassen was de zeer zware en vruchtbare poldergrond echter minder geschikt.

In 1980 telde de vereniging opnieuw 138 leden. Op het feestprogramma van de Kleine Kermis stond toen de prijsuitreiking voor de laureaten van de hofkensprijskamp, een ontvangst in het Parochiaal Centrum, een prachtige openluchttentoonstelling met oude ambachten, kunstenaars, neerhofdieren, muntverzamelaars, kindertekeningen, bloemen en planten in de Tuinlaan en een wandelconcert van de Koninklijke Hamonie Sint-Cecilia. 

In 1988 was het ledenaantal al gestegen naar 324 leden. Op 27 juni 1987 werd het Hagewijkpark plechtig geopend met bloemen, een realisatie van Volkstuinen Grembergen en de Dienst Leefmilieu Dendermonde. 

Die dag werden de siertuinen gekeurd en organiseerde men een rommelmarkt en volksspelen. Verder was er dat weekend ook een loopcross voor kinderen, een volleybaltornooi en een prijsuitreiking met een tombola.

Onder het voorzitterschap van Florent Dierick vierde de grootste vereniging van Grembergen in 1989 in het Gildenhuis haar zestigjarige bestaan met een prachtige vlastententoonstelling, waarbij specialisten uit Stekene alle vlasbewerkingen op oude, originele werktuigen demonstreerden.

Sedert die periode richt de vereniging tweejaarlijks een tentoonstelling in, aanvankelijk in het Gildenhuis, later in de Meisjesschool en op het terrein van voorzitter Florent Dierick langsheen de Dr.Haekstraat.

Op 9, 10 en 11 september 2006 vierde men met enige vertraging het 75-jarig bestaan van de vereniging, met een vergadering van het gewestbestuur, twee ontspanningsavonden, een verkoop per opbod van groenten en fruit en het bekend maken van de uitslagen van de hofprijskamp.

De normale jaarwerking van de Grembergse afdeling van het Werk van de Volkstuinen start in januari met een algemene ledenvergadering en een voordracht, vroeger in het Gildenhuis, later bij voorzitter Florent Dierick of in Café Sportvriend. Heden gaat deze door in De Grind.

De ledenvergadering handelt zowel over het tuinieren als over meer algemene onderwerpen. 

Midden februari worden zaden, meststoffen en plantgoed verdeeld aan de leden die deze op de algemene vergadering hebben besteld. Op zaterdag komen de leden de bestelde producten afhalen. De omzet bdraagt anno 2008 jaarlijks circa 2500 euro.

De vereniging organiseert die periode verder een fietstocht en tijdens de maand juni een ééndaagse busreis naar allerlei tuinbestemmingen in België en Nederland. Het voorlaatste weekend van juni bezoeken vijf ploegen van twee personen, bestuursleden en vrijwilligers, de circa 300 tuinen, die worden opgesplitst in grote en kleine siertuinen, grote en kleine moestuinen en in volkstuinen (Land van den Akker).

Deze laatste percelen worden gecontroleerd door landschapsarchitect Tarcy Verstraeten.

Tijdens de maanden juli en augustus zijn er geen gezamenlijke activiteiten. Met de 'Grote Kermis', het tweede weekend van september, organiseert men tweejaarlijks een tentoonstelling en worden ook de resultaten van de 'hofkensprijskamp' afgeroepen tijdens een receptie. Het bestuur slaagt er telkens in een honderdtal prijzen bij mekaar te brengen. 

Tijdens de tweede algemene vergadering in oktober betalen de leden hun lidgeld. In 2008 bedraagt dat 3 euro, het pachtgeld, 2,5 euro per perceel en het tijdschrift 'De Volkstuin', 10 euro. De vereniging telt 352 leden.

Enkele leden van de vereniging verlenen hun medewerking aan het schooltuintje van de Vrije Lagere School. Samen met leerlingen van het eerste en tweede leerjaar planten ze aardappelen, prei en kolen. Ze zaaien spinazie, erwten en bonen. Ze leren hen ook hoe ze hun tuintje dienen te onderhouden en gebruiken daarbij geen bestrijdingsmiddelen.  In 2008 zal men deze schoolwerking verder uitbreiden naar de lokale Gemeenschapsschool en de Gemeentelijke Lagere School.

Sinds 2014 veranderde de Vlaamse Volkstuin van naam en werd het officieel 'Tuinhier'.

In 2021 overleed voorzitter Florent Dierick, die sinds 1986 voorzitter was van 't Werk van den Akker. 

Het jarenlange werk en inzet van Florent Dierick en zijn vrouw Maria Verhelst mag niet verloren gaan. Het team werd aangevuld met enkele jonge krachten en wordt ondersteund door ervaren bestuursleden.



De volkstuin is terug van nooit helemaal weggeweest 

De volkstuin ontstaat in de tweede helft van de 18de eeuw in Groot-Brittannië. Het fenomeen waait een eeuw later over via Frankrijk naar België.

Eerst zie je sociaal voelende weldoeners akkertjes ter beschikking stellen waarop mensen zelf groenten kunnen telen. Op het einde van de 19de eeuw wordt 'Het werk van den Akker en den Haard' opgericht.

Het initiatief komt vooral van prominente katholieken en begint met een eerste volkstuinencomplex in Brussel. Daarna volgen andere steden.

De 'haard' in de naam van de organisatie is belangrijk, de initiatiefnemers willen hun achterban stimuleren een eigendom te verwerven, onder meer met het geld dat wordt uitgespaard door zelf groenten te telen.

De belangrijkste doelstelling van de organisatie is een grotere economische onafhankelijkheid. Rond de eeuwwisseling gaf het modale arbeidersgezin in België gemakkelijk de helft van zijn inkomen uit aan voedsel.

Ook de bevordering van gezonde voeding speelt mee. Rond 1900 ontstaat de moderne voedingsleer met meer aandacht voor fruit en groenten.

Verder is 'Het werk van den Akker en den Haard' een initiatief tegen zedelijk verval, onder meer alcoholisme. Wie in de moestuin werkt, heeft geen tijd om op café te zitten.

Opmerkelijk is dat de volkstuin in de eerste plaats vanuit katholieke hoek wordt omarmd en veel minder vanuit socialistische. De organisatie groeit uit tot de motor achter de meeste Belgische volkstuinen.

Daarnaast zijn er ook privé initiatieven, lokale besturen en de Spoorwegen tuinen.

De oorlogsjaren zorgen voor een massale toeloop op de volkstuinen. Beide Wereldoorlogen zijn heel belangrijk voor de doorbraak van de volkstuin: voedsel is duur en schaars.

Lokale besturen steunen de volkstuinbewegingen en het aantal leden en tuintjes neemt sterk toe.

Na de oorlog is er een grote terugval. In de jaren '60 tot '80 krijgt de volkstuin het moeilijk. Meer mensen hebben een eigen tuin en het voornamelijk mannelijke publiek veroudert.

Geleidelijk aan kennen de volkstuinen de instroom van mensen met een migratieachtergrond.

De jongste decennia zit de volkstuin weer in de lift. De groeiende belangstelling hangt samen met het belang hechten aan gezond, duurzaam en lokaal geproduceerd voedsel.

Daardoor trekt de volkstuin een jonger publiek aan. Men wil de zaken zelf doen en de kennis van het ambachtelijke verwerven. In de tuin werken brengt een zeker rust met zich mee.

De groeiende aandacht voor ecologisch tuinieren zorgt ervoor dat het gebruik van pesticiden vandaag in verschillende volkstuincomplexen verboden is.

Tuinhier VZW is de opvolger van 'Het Werk van den Akker en den Haard'. Daarnaast zijn er ook volkstuinen die aanleunen bij VZW Velt, een organisatie die onder meer ecologisch tuinieren promoot.

Verder heb je ook pluktuinen en buurttuinen.

Een tussenvorm die in de lift zit, CSA: community-supported agriculture, vind je dikwijls aan de rand van de stad. Deze wordt gerund door een professionele boer, maar burgers oogsten er de groenten zelf.

De evolutie van de volkstuin toont ook wat er geteeld wordt. In de Tweede Wereldoorlog waren het vooral voedzame gewassen zoals aardappelen, kolen, wortelen en uien.

Vanaf de jaren '60 is er een grotere variatie in de teelten. Volkstuinen hebben nu ook een sociale betekenis en zijn een plek van ontspanning.

Heden is het niet zo eenvoudig om een volkstuintje te bemachtigen. Rond grotere steden zijn er lange wachtlijsten.

Meer grond voor volkstuinen zou welkom zijn.

Bronnen: professor Yves Segers – coördinator van het Centrum Agrarische Geschiedenis